Hanzeblog: Zutphen en de Hanzehandel

| Zutphen Promotie

Zutphen was rond 1300 verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de totale economische waarde van de Rijnhandel. Dit blijkt onder andere uit bewaard gebleven tolregisters van Lobith uit die tijd.  

De graaf van Gelre en Zutphen had de burgers van Zutphen al tolvrijheid voor de Gelderse tollen gegeven bij de stadsrechtverlening van 1194/95.  

Tien jaar later volgde een reeks van tolvrijheden op de Rijn, zowel in Duitsland als in Holland. Voor de tolvrijheid bij de kort na 1220 gevestigde tol bij Lobith moesten de Zutphenaren nog wel lange tijd strijden, maar ook daar mochten ze uiteindelijk tolvrij passeren. Zutphense kooplieden konden dus tegen lage transportkosten inkopen doen op de Keulse markten. Het werd de basis voor een grote economische bloei. 

Vitte 
Zutphense kooplieden waren in een grote regio actief. Al ruim voor 1302 waren voeren ze al in de Sont. In 1316 bevestigde de Deense koning de rechten van de Zutphenaren in hun “vitte” op het schiereiland Skåne. Een vitte was een juridisch autonome handelsnederzetting van een stad in het Deense deel van het Oostzeegebied. Op een vitte gold het eigen rechtstelsel van de moederstad van de kooplieden, die daar grotendeels op eigen voorwaarden hun koopwaar verhandelden. Zo groeiden ze in aantal en ontwikkelden ze zich tot markten met een breed productaanbod. De Zutphense kooplieden kwamen met allerhande goederen in de Sont aan, uit vooral het Rijnland. Het belangrijkste handelsproduct was wijn. Vervolgens kochten ze in de Sont vooral haring in, die ze weer verkochten in Vlaanderen en het Rijnland. 

Engeland 
Ook in de Noord-Duitse Hanzesteden als Wismar, Stralsund, Danzig en Reval (Tallinn) waren Zutphense kooplieden actief en net als Vlaanderen (Brugge) was Engeland eveneens een inkoop- en afzetgebied. Daar verkochten ze onder meer molenstenen, timmerhout, bogenhout, bijenwas, haring, stokvis, pelzen en smeer. 

(bron: Musea Zutphen/Erfgoedcentrum Zutphen)